Leve het uitsterven

LIEVE MENSEN!!! Jullie horen het goed, ik noem jullie lief. Jullie spandoeken suggereren haat, MAAR HIER MAG DAT!!! Hier is ruimte voor jullie haat jegens de eigen soort. Want van alle diersoorten op aarde is de mens de meest verwoestende.

Op weg hiernaartoe liep ik door een Utrechtse steeg. Aan de muur hing een aanplakbiljet met een van onze welbekende slogans: kill yourself, save the planet. Het woord kill was met een zwarte markeerstift doorgehaald. Een nobele wereldverbeteraar had ervan gemaakt: change yourself, save the planet.

Change... Is het nog nobel om daarin te geloven? Is het nobel om vast te blijven houden aan het geloof dat de mensheid kan veranderen als diezelfde mensheid nooit iets anders heeft gedaan dan al het andere leven op aarde onderwerpen voor eigen gewin? Wij mensen zijn verantwoordelijk voor de grootste massa-extinctie uit de geschiedenis. Hoeveel geweld moeten we nog plegen voordat we gaan inzien dat de mens het grootste probleem op aarde is?

“Lieve mensen”? Sinds wanneer speechte Gerda Vermeijs in slijmtaal? Ik geloofde haar zonder die kleffe opening ook wel. Dat we er onwelgevallige denkbeelden op na houden betekent nog niet dat we massaal naar bevestiging snakken. Alhoewel... sommigen voelen zich waarschijnlijk hoogst ongemakkelijk bij hun afkeer voor de eigen soort. Die konden wel een aai over de bol gebruiken.

Het was ongemakkelijk, zo dichtbij het podium. Had ik wel zo ver vooraan moeten gaan staan? Mensen konden wel eens denken dat ik een of andere hardcore Gerda-aanhanger ben. Zoals die figuren met hun “BEL 113 NIET”-spandoeken, die ook fanatiek vooraan stonden. Eerder stonden ze nog achteraan, recht voor de “Denk jij aan zelfdoding? Bel 0800-113 of kom langs”- kraam. Ik had geprobeerd om hun gezichtsuitdrukkingen te lezen. Waren ze echt tegen de zelfmoordpreventie van 113 of was dit de beruchte Extinction Go humor? Humor is tegenwoordig een schaars goed geworden. Tijdens de Woke- revolutie was het zo fanatiek uitgeroeid dat we er zelden nog iets van vernemen.

Natuurlijk meenden die spandoekfiguren het niet serieus. Gerda had meermaals in de media verklaard dat Extinction Go uiteraard geen zelfmoord aanmoedigt, maar slechts “een verdere uitbreiding van de menselijke soort wil ontmoedigen, in dienst van het leven op aarde”. Dus menselijke extinctie accelereren, in plaats van ertegen te rebelleren. Daarvoor moet je bij Extinction Rebellion zijn. Daar zitten nog van die religieuze figuren met de ijdele hoop dat de mensheid zal veranderen als er een ander economisch systeem komt. “Duurzame transitie”, “groene revolutie”, “eco-socialisme”, “circulaire economie”, “regeneratieve samenleving”, “klimaatsolidariteit”, “new nature economy”; dat soort hoopvolle fantasieën. Zelf zit ik meer op de lijn van Nietzsche: “hoop is het kwaadste der kwaden omdat het de marteling verlengt”. Als er iets is dat XGo goed had begrepen, dan was dat het wel. Het geloof dat de mensheid op grote schaal kon veranderen rekt het massale af- en uitstervingsproces pijnlijk ver op. We moeten van dat geloof genezen en realistisch naar de ontwikkelingen kijken.

Om het plaatje concreet te maken: wetenschappers hebben berekend dat wij mensen slechts 0,01% uitmaken van het al leven op aarde, terwijl we verantwoordelijk zijn voor het uitsterven van 83% van alle zoogdieren en de helft van alle plantensoorten. Noem mij één andere diersoort die ondanks haar kleine aandeel, zoveel andere soorten heeft laten uitsterven.

Noem mij één andere diersoort die met al haar vermogen tot reflectie altijd terugvalt op hetzelfde pad van destructie. Het pad van meer controle over de natuur, om de mens maximaal te dienen. Het pad van megalomane vernieling, massasterfte, monocultuur, technocratisch management, natuurbureaucratie en kortetermijnwinst.

Gelukkig trok Gerda niet zo’n moreel verbolgen smoelwerk als ze de mensheid beschuldigend toesprak. Alle klimaatactivisten doen dat tegenwoordig, ik gruwel ervan. Ondanks haar luide stem hing er een wonderlijke kalmte om haar heen. Ze straalde gelatenheid en intelligentie uit. Haar toon was het tegenovergestelde van benepen moralisme. Een verademing om naar te luisteren. Die moralistische gevangenis van “als we nou maar wat beter ons best doen”, of erger: “mensen kunnen veranderen als ze maar willen”. Als we daar niet uit ontsnappen kan er nooit ruimte voor ander leven ontstaan.

Wij mensen hebben de natuur gesloopt. En nu, zo denkt de hedendaagse natuurbeschermer, zullen wij haar wel eens eventjes repareren. Als een ware planetary manager ontfermt hij zich met rekenmodellen en dashboards over de natuur. Alsof zij een Tamagotchi is, volledig afhankelijk van menselijke zorg.

Maar helaas: de hedendaagse natuurbeheerder weet meer van marketing, management, verdienmodellen, recreatiebordjes en rapportjes dan van het complexe web van leven in de natuur. Hij voert een rechtlijnig beleid. Schopt de natuur in het gareel. Totdat het in coma raakt, en levenslang aan een menselijk infuus moet. Heide plaggen, exoten uit de weg ruimen, rasters en hekken plaatsen, poelen graven, vennen opschonen, die ene boom daar wat meer naar links, roofvogels eruit, rode lijstsoorten erin.

Rode lijstsoorten… natuurbureaucraten zijn er dol op. Zonder ontzag vernielen ze de leefgebieden van vogels, varens, paddenstoelen, mossen en reptielen, opdat die éne soort die volgens de papieren werkelijkheid belangrijk is terug kan keren in hun jaarverslag. Ze hebben geen benul van al het leven dat ze vernietigen. Geen échte kennis van soorten of de complexiteit van ecosystemen. Geen aandachtige waarneming. Zien papieren fictie aan voor werkelijkheid. Lopen een rondje door het bos, scannen met hun smartwatch wat vogels en planten en voilà: inventarisatie klaar.

Natuurbeleid bestaat niet, lieve mensen. We moeten het doen met natuurvernietigingsbeleid. Met virtuele schijnbiodiversiteit. Met drempelwaarden, sterfteplafonds en depositiewaarden waarmee tot achter de komma wordt berekend welke natuur allemaal kapot mag. Swipe de foute natuur naar links en de goede naar rechts. Genoeg bullshitbeesten die we makkelijk kunnen missen, die geen fuck bijdragen aan de score op ons biodiversiteitdashboard. Weg ermee, aju, de mazzel.

Tamagotchi, comapatiënt, bullshitbeest: een betere typering van onze omgang met de natuur was er niet. Ik bedacht me dat de mens toch wel het allergrootste bullshitbeest van allemaal is, en dat Gerda dat waarschijnlijk ook zou gaan zeggen.

Wat niet op dat dashboard staat, is dat de mens het allergrootste bullshitbeest van allemaal is. Slokt alles op voor eigen gewin. Hangt de natuur vol met drones, automatische camera's en sensoren. Is zo druk bezig met andere soorten te tellen, meten en managen, dat het vergeet naar zichzelf te kijken. Bouwt liever een supercomputer die tot achter de komma de gevolgen van biodiversiteitsverlies berekent dan dat het iets aan de oorzaken doet.

Wat ook niet op dat dashboard staat, is hoeveel bullshitbeesten, hoeveel mensen, er jaarlijks bijkomen. Maar jullie weten het gelukkig wel: teveel. Wie durft het nog aan om zichzelf voort te planten? Steek je hand omhoog als je pro-voortplanting bent, laat van je horen!

Een lange, indrukwekkende stilte volgde. Ik durfde niet opzij te kijken omdat ik mensen geen ongemakkelijk gevoel wilde geven. Voor me stond een meisje met een versleten T-shirt waarvan ik de tekst op haar rug niet goed kon lezen. Toen ik de woorden ontcijferde, thank you for not breeding, moest ik aan Freek denken. Wat zou hij nu gedaan hebben? Zou hij de stilte doorbreken? “Hiero, en je kan de tyfus krijgen met je eco-fascisme!” Of schaamt hij zich ergens ook voor zijn voortplanting? Natuurlijk schaamt hij zich niet. Zo’n gestoorde gedachte kan alleen uit het hoofd van een radicale anti-natalist komen. Ben ik een radicale anti-natalist? Waarom is het eigenlijk radicaal om tegen voortplanting te zijn bij een soort die massavernietiging veroorzaakt? Dit was voor mij hoe dan ook het moment om te zwijgen als het graf. Ik ga nog liever dood dan dat ik een kind op deze stervende planeet zou zetten. Freek heeft er vier, dat is al erg genoeg.

Hier is het oorverdovend stil als dat vraag. Maar in de rest van het land staan ze te popelen om hun eco-pijn te verzachten met een mini-me. Een mini-me biedt hoop op een betere toekomst. Hoop op change.

Maak je daarover geen illusies, lieve mensen. Iedereen die nu geboren wordt leeft in een groene controlestaat die steeds totalitairdere trekken krijgt. Kinderen straks gereduceerd tot planeetvervuilende paria’s. Elk zuchtje adem afgetrokken van hun CO2-credits. Rekenmodellen die bepalen wie mogen leven op die paar stukjes land die nog bewoonbaar zijn. Kunstmatige intelligentie die berekent hoeveel jaar je nog kunt leven voordat je uitstootplafond bereikt is. Dat is hoe die change eruit ziet.

De groene controlestaat bewijst dat we niet daadwerkelijk om het leven geven. Dat we steeds geavanceerdere dwangmiddelen gebruiken om de eigen soort in stand te houden. En in steeds virtuelere schijnwerkelijkheden moeten leven om ons zelfbedrog overeind te houden.

Maar voor zelfbedrog ben je hier aan het verkeerde adres. Hier leven we in de realiteit. De mens zal hoe dan ook uitsterven en klimaatwetenschappers zien dat steeds vroeger gebeuren. Nu we die feiten kennen moeten we onszelf de vraag stellen: hoe sterven we uit op een waardige manier? Over die vraag kan ik kort zijn.

De mens zit zichzelf en al het andere leven op aarde in de weg. Minder mensen betekent minder geweld, minder destructie van andere soorten en minder ondragelijk leed. Minder mensen betekent meer biodiversiteit en meer kans op ander nieuw leven om te floreren. Daarom, lieve mensen, is alles wat ik van jullie vraag: ga heen en vermenigvuldig u NIET. Stop het geweld. Stop de massavernietiging van het leven op aarde. Het is genoeg geweest. DANK!

Het viel me op dat de politie hun busjes niet waren uitgekomen en meteen na afloop aftaaiden. Waarschijnlijk waren ze van die types gewend die tot het uiterste bleven gaan voor hun eco-doelen. Snelwegen blokkeren, gebouwen van Shell bestormen, jezelf vastlijmen aan een vliegveld of vleesfabriek. Dit was van een tammere orde. Hier kwam een publiek op af dat niet meer in change geloofde. Behalve oproepen tot een vrijwillige voortplant-stop hoefden de aanhangers van XGo geen acties uit te voeren. Kon iedereen weer rustig over de A12 richting zijn dagje strand, vliegvakantie naar Bali of werken aan de fossiele transitie in het Shellgebouw.

Toen ik het demonstratieterrein afliep ging ik nog even langs de kraampjes. Ik nam een folder mee over anti-natalisme, een informatieboekje over natuurvernietigingsbeleid, een flyer over gratis vasectomie (had Freek jaren geleden al laten doen, maar leek me leuk om als pronkstuk in huis te hebben), een folder over een of ander wetenschappelijk experiment met hormoonvrije anticonceptie en twee groengekleurde condooms met het XGo- logo erop. Als deze condooms bedoeld waren om niet alleen het baren maar ook het verlangen om te paren te stoppen, dan was de missie geslaagd.

In je hoofd zijn gesprekken altijd makkelijker dan in het echt. Het leek me dan ook beter om niets over mijn bezoek aan XGo te vertellen op mijn werk. Collega’s zouden er wel eens verkeerde of voorbarige conclusies uit kunnen trekken. Ze wisten ook nog niet dat ik bij het vorige mediabedrijf waar ik werkte een programma had gemaakt over spijtouders. Het was me gelukt om een stel te vinden dat – mits onherkenbaar in beeld – wilde vertellen over het proces dat ze hadden doorgemaakt. Over de vanzelfsprekendheid van hun kinderwens, de ingewikkelde problemen waar hun kinderen voor kwamen te staan en later de gevoelens van schuld en spijt. Niet omdat ze niet van hun kinderen hielden, maar vanwege de slechte staat waarin de planeet verkeerde en de toenemende invloed die dat had op het leven van hun kinderen. De moeder wilde haar verhaal naar buiten brengen om een einde te maken aan de sociale druk om kinderen te nemen. Toen ik meer stellen had gevonden die hierover wilden praten werd het programma door Fearless Media in productie genomen, maar zonder mij. Ik mocht het programma aan een collega overdragen en naar Brazilië afreizen voor een documentaire over een groep boswachters die in hongerstaking waren gegaan.

Op het station aangekomen werd ik overvallen door een gevoel van afschuw. Overal zag ik mensen die als drugsverslaafden aan hun smartphone zaten vastgelijmd. Zelfs tijdens het lopen bleven ze op hun scherm kijken. Ik stelde me voor hoe de grond zich zou openvouwen tot een gapend gat en hoe ze er één voor één, als blinde lemmings, in zouden vallen. Smartphonezombies: als we de fysieke wereld om ons heen niet meer willen waarnemen, dan kunnen we er inderdaad maar beter niet meer zijn. Maar toen ik eenmaal in de trein zat, bekroop me een beurs gevoel. Een gevoel van blauwe plekken. Ik voelde me schuldig over mijn verlangen naar een mensloze planeet. Ik hou van mensen. Vooral in de stiltecoupe, als ze niet praten en aandachtig met iets bezig zijn zonder hun smartphone. Zoals het meisje dat één treinbankje verderop in opperste concentratie haar gezicht zat te make-uppen terwijl de trein heen en weer schudde. Het was een magisch tafereel, vooral hoe ze de zwaar uitgeschoten oogpotlood onverschillig, bijna demonstratief, op haar gezicht liet zitten.

In de trein vroeg ik me af of een aarde zonder mensen wel echt beter zou zijn. Of XGo met haar voortplant-stop vond dat we die net zolang moesten doorzetten totdat we waren uitgestorven, of dat we nog wel in kleine groepjes konden voortbestaan. Of het wel klopte dat de mens de meest verwoestende diersoort op aarde is. Of het wel waar was dat de mens nooit zou veranderen. Of homo sapiens en biodiversiteit wel echt onverenigbaar waren.

Freek wist dat ik naar XGo ging maar wilde niet mee. Hij had geen moeite met mijn anti-voorplantdrift maar stond toleranter tegenover het voortbestaan van de mens dan ik. We hadden elkaar een paar dagen niet gezien. Ik had mezelf voorgenomen om me wat meer aan zijn levensacceptatie te laven en keek ernaar uit om mijn tegenstrijdige gedachtenklont met hem te delen. Alsof het een lekker hapje was dat ik aan hem zou gaan voeren.

“HONEY , I’M HOME!!!” – thuis aangekomen schreeuwde ik onze bekende lokroep naar boven. Terwijl ik de meegebrachte flyers demonstratief één voor één uitstalde op het kastje in de gang kwam Freek de trap af gelopen. Hij knuffelde me langer dan normaal, pakte de flyers van de kast en liep ermee naar de keuken: “Ah! Uitsterfpropaganda. Wil je daar een biertje bij?”

Toen hij terugkwam met twee flesjes bier (biologisch, want daarmee redden we de planeet) zag ik dat hij de flyers in de keuken had laten liggen. Ik haalde ze op en duwde er een paar onder zijn neus. “Kijk hoe mooi. Gratis vasectomie, hormoonvrije geboortebeperking, iets over natuurvernietigings- beleid. En o ja, twee condooms met een groene schimmelkleur. ”

“Ik zie het ja. Zijn ze over de houdbaarheidsdatum? Ik dacht dat tante Gerda daar zo’n probleem mee had, met seks die leidt tot voortplanting”, zei hij cynisch. “Ik kijk liever naar jou dan naar die flyers. Hoe is het met je, lieverd?”

Ik schoof de flyers uit zijn gezichtsveld. “Ik weet het niet. Ik denk wel goed”, zei ik. “Normaal hou ik niet van die massale events waar iedereen in koor met elkaar staat mee te knikken, maar dit was gezellig. Het soort gezellig waarbij ik me geen sociopaat hoef te voelen omdat ik vind dat het definitief klaar moet zijn met de mensheid. ” Ik keek of ik zijn gezichtsuitdrukking kon betrappen op afkeuring. Al wist ik zelf ook niet of ik het wel met mezelf eens was. Ons gesprek moest me daar meer duidelijkheid over gaan geven.

“Geen sociopaat voelen, dat gun ik je zo. Ik las laatst dat interview met Gerda in de Volkskrant. Ik kan grotendeels met haar mee. Maar die voorplant- stop als oplossing vind ik ridicuul. ” Ridicuul… het woord stak als een dolk door me heen. En dat terwijl ik allang wist hoe hij erin stond. “Als ik een leeuw en een aap accepteer en hun gedrag, dan accepteer ik ook het meeste van de mens”, vond hij. “Wij zijn ook maar een zoogdier. De rest is mooi meegenomen. Bach en Rembrandt, en Gödel en Turing enzo. We hoeven onszelf niet te overrulen met een of andere rationele voorplantmoraal. Ik geloof meer in zorg voor de aarde en andere wezens royaal de ruimte gunnen.”

“Andere wezens royaal de ruimte gunnen. PRECIES! Precies dat gaat dus niet zolang wij hier in groten getale aanwezig zijn. Dat is waarom het zoogdier mens moet stoppen met voortplanten!”

“Moet!?” barstte hij uit. “Oké, prima, stel: het wordt hier net zo bar en boos als in andere delen van de wereld. Mensen daar hebben eeuwenlang al dat leed al moeten doorstaan. Moet ik dan nu als rijke westerling gaan zeggen: nee, lief ongeboren kind, dat is voor jou te erg? Voelt dat niet extreem, echt EXTREEM verwend? Ik vind het belachelijk om een kind te willen behoeden voor het leven. Tenz…”

“Het is juist extreem, echt EXTREEM verwend om alleen aan je eigen voortplantwens te denken, en niet het belang van het kind!” onderbrak ik hem.

“Als je me nou even uit laat praten. Ik wilde dus zeggen: tenzij ik inderdaad zeker weet dat er over vijftig jaar een extinctie-event van het type dinosauriërs komt. Maar wordt het gewoon een soort tachtigjarige oorlog? Mwah, dan hebben we voor hetere vuren gestaan.”

Het punt was dat het me niet alleen ging om de oorlogen en de hetere vuren. Ik wist zeker dat de mens over afzienbare tijd onder zulke gruwelijke omstandigheden zou leven, dat niet geboren worden het beste cadeau was wat je een mens kon geven. “Daar gaat het niet om”, zei ik. “Het is meer een gevoel. Een gevoel dat we deze planeet niet verdienen. Onze desinteresse naar al het andere leven op aarde. Het geweld tegen zowel de eigen soort als alle andere soorten. Zoveel vernietiging.”

“Ja, vind je het gek. We leven in een economisch systeem dat mensen daartoe aanzet.”

“O please, ik word zo kotsmisselijk van dat eeuwige geschuil achter die systeemkritiek. Het zit in onszelf, niet in het systeem. Wij maken het syst…”

“Bullshit Elin” , viel hij me in de rede. “Je weet dat het andersom is, dat het systeem in meerdere mate de mens maakt dan andersom.”

“Pffff niet wéér deze discussie” , kapte ik hem af. “Ennnnn door. ” Ik maakte een ongeduldige, opzwepende beweging met mijn hand.

“Ja-ja-ja, rustig mens. Misschien heb je gelijk. Misschien verdienen we deze planeet niet. Maar dat betekent niet dat we het voortbestaan van de eigen soort moeten afwijzen. Ik heb ook lang met misantropie geworsteld, vanwege dat boeddhistische, antroposofische nest waarin ik ben opgegroeid. Daar zit ook zo’n hard oordeel in: karma, oorzaak en gevolg, streven naar volmaakte symmetrie. Met dat soort geouwehoer kon ik niks. Ik kan het niet rijmen met de asymmetrie van het feit dat we bestaan, de asymmetrie van de thermodynamica. ”

“Ohnee, geen thermadynamica please. Wat bedoel je met de asymmetrie van het bestaan?” vroeg ik hem.

“Prima, geen thermodynamica. Wat ik bedoelde te zeggen is dat er altijd afval is, linksom of rechtsom, rommel die gemaakt wordt. We leven van een stervend universum. Het verval geeft ons en andere processen, leven. We kunnen niet onuitwisbaar zijn, hebben sowieso een voetafdruk. Alles wat leeft doet dat bij gratie van meer entropie elders. Er valt in dit universum niet te leven zonder dat elders iets sterft. Biologie is schoonheid en harmonie, maar ook meedogenloos en bruut. Daarom reken ik het mezelf en onze soort niet zo aan dat we een voetafdruk hebben. Al het leven heeft die”

Het klonk mooi maar was me te makkelijk. “Ja-ja-ja, al het leven op aarde heeft een voetafdruk, over tot de orde van de dag”, reageerde ik geïrriteerd. “Nee Freek. De mens is een geval apart. Het gaat niet om onze voetafdruk maar om onze vernietiging, arrogantie en onverschilligheid. Wij onderwerpen al het andere leven voor eigen gewin. Er is geen enkele diersoort die zoveel ander leven heeft doen uitsterven! Door onze aanwezigheid wordt er langzamer gestorven, en meer ook. En meer onomkeerbaar. Wij rekken het massale af- en uitstervingsproces op, en pakken op de valreep, vlak voor ons eigen uitsterven, snel nog even zoveel mogelijk andere soorten mee.”

“Dat stoppen met de eigen soort is zo voorbarig” , zei hij terwijl hij de flyer over anti-natalisme pakte. “Stoppen met menselijke voortplanting in dienst van het leven op aarde”, las hij op ironische toon voor. “Alsof we het hebben over een broodje bij de bakker. Het is zo definitief. Ik gun mezelf en anderen een zo lang mogelijk avontuur, want je weet nooit wat het kan worden. ‘We verdienen het niet te leven’ ruil ik liever in voor ‘hoera, we leven’ . Je bent helemaal vrij om het leven aan te nemen, of we het nu verdienen of niet.”

Daar was het, die levensacceptatie waar ik me aan had willen laven. Ik ben inderdaad niet goed in het aannemen van het leven. Ik vind het leven geen geschenk, eerder iets dat mensen elkaar aandoen. “Hoera, we leven? Dat voelt als zelfsabotage” zei ik. “Ik kan geen hoera ervaren in een wereld waar elke minuut wordt gewerkt aan genocide, ecocide, moord, onderdrukking, verkrachting en marteling, en rijken ten kosten van armen leven. Weet je dat ik als kind bij mijn moeder achterop de fiets zo lang mogelijk mijn adem inhield? Ik snapte niet waarom mensen in auto’s reden terwijl ze wisten dat het de lucht vergiftigde. ”

“Ja dat heb je wel eens verteld” , zei hij.

“Gestoord vond ik het. Hoe kon iedereen gewoon doorademen terwijl die uitlaatgassen zo slecht waren? Ik snapte die kalmte niet en die snap ik nog steeds niet. Dat niet iedereen gillend door de straten rent. Niet dat dat me een goed idee lijkt. Of misschien ook wel. Ik bedoel… ik vind het aanstootgevend dat mensen überhaupt nog functioneren op deze stervende planeet. Laat staan dat ze baby's baren alsof er niks aan de hand is.”

In plaats van me te laven aan Freeks levensacceptatie begon die me steeds meer tegen te staan. Hij ging maar door: “Als er leven mag bestaan, mogen soorten bestaan, als soorten mogen bestaan mag sapiens bestaan, als sapiens mag bestaan mag ik bestaan, als ik mag bestaan mogen mijn kinderen bestaan. Misschien verdienen we het oordeel dat jij uitspreekt: het licht uit zolang we elkaar, onszelf en ander leven zulk lijden aandoen. Maar zolang het licht nog even aan is mogen we er blijkbaar zijn. Dat is voor mij een geschenk, ondanks het geweld. ” Het woord geschenk; dat was de druppel geweest.

“EEN GESCHENK!? Gadverdamme wat klinkt dat religieus!” schreeuwde ik. “Jij praat over voortplanten en kinderen krijgen alsof ze uit de hemel komen vallen. Maar het is een bewuste keuze. Een keuze die jij vier keer, VIER KEER! hebt gemaakt. ” Toen ik dat had gezegd voelde ik mijn lichaam ontspannen van ontlading. Nog voor hij kon reageren plakte ik erachteraan: “Wacht! Ik wijs natuurlijk niet jouw kinderen af. Zoals je weet ben ik gek op ze. Ik wijs – jouw beslissing – af om er zoveel te nemen.”

“ZOVEEL!? Wat een bullshit!” zei hij woedend. “Het is totale flauwekul om in een westerse context waar gezinnen met twee kinderen consumeren voor zes te zeggen: zie maar van die laatste twee kinderen af, want anders is je voetafdruk te hoog. Ik ga met mijn zelfbeperking niet andermans overconsumptie lopen faciliteren. De ruimte die mijn kinderen later innemen is NIET mijn verantwoordelijkheid, maar die van henzelf. Ze zijn geen product van mijn handelen maar van een levend feit dat ik niet had willen voorkomen. Elk individu is verantwoordelijk voor de hoeveelheid ruimte die het inneemt en voor het eerlijk verdelen van die ruimte. Als we dat combineren met vrouwenemancipatie, autonomie en educatie, dan stabiliseert de bevolkingsgroei vanzelf. ”

“Oja, die stabiliseert dan vanzelf. Lekker makkelijk. Hoeveel self serving lulkoek kan een mens zichzelf wijsmaken!”

“Stoppen met voortplanten en het leven niet aangaan, dat is zeker niet makkelijk? Natuurlijk doe ik aan cognitieve dissonantie. Wie niet? Daar heb ik me bij neergelegd. ” Ik probeerde me te herinneren of er eigenlijk ooit iets was geweest waar Freek zich niet bij had neergelegd. Ik kon geen voorbeeld bedenken en dat baarde me zorgen. Ondertussen praatte hij door: “Die malle diersoort waar ik deel van uitmaak kan niet overleven zonder zich selectief voor dingen af te sluiten. Dat hebben we nu eenmaal nodig ter zelfbescherming. Wat jij van mensen vraagt is KNETTERGEK!” Hij tikte met zijn wijsvinger op zijn voorhoofd. “Als het aan jou ligt moet iedereen zichzelf non- stop onderdompelen in al het wereldleed plus het leed van andere soorten. Voor zulk martelaarschap ben ik niet ijdel of heilig genoeg. Jij wel zo te horen. Dat is pas gadverdamme. Ik ben hier zo klaar mee! Weet je wat, anders moet je maar een relatie beginnen met die eco-facist, die Gerda.”

“Prima, met plezier, SLAPPE ZAK!!!” Ik stormde de woonkamer uit en knalde de deur zo hard dicht dat er kleine brokjes stucwerk naar beneden kwamen. Boven in de slaapkamer barstte ik in huilen uit. Het beurse gevoel dat ik in de trein had gehad was er weer. Toen ik mijn tanden poetste zag ik mezelf in de spiegel. Ik besefte dat mijn goede voornemen om Freeks levensacceptatie wat meer te omarmen in een luide dood gestorven was. “That went well” , zei ik tegen mezelf in de spiegel.

Toen hij om twee uur ’s nachts nog steeds niet naast me lag ging ik naar beneden om te kijken of hij op de bank in slaap was gevallen. Hoe dieper de liefde, hoe heviger de ruzies: dat begrepen Freek en ik heel goed van elkaar. Maar je werd er wel moe van. Hij was inderdaad in slaap gevallen, zittend op de bank, met zijn hoofd op zijn schouder. Toen ik hem zo zag besefte ik dat ik nog helemaal geen zin had om het goed te maken. Op mijn sokken liep ik geruisloos naar de tafel zodat ik mijn laptop kon pakken zonder hem te wekken. Ik sloop ermee naar de deur, veegde de brokjes stucwerk achter de plantenbak zodat de schade minder opviel en keerde terug naar boven. In bed klapte ik mijn laptop open en scrolde door mijn feed op InConnect. Ik was benieuwd of mensen nog iets over de XGo-demo hadden gepost.

Elin Raaijmakers @Erik Riemen Heb je het artikel überhaupt gelezen, Erik? Ik citeer uit het artikel: “Later stabiliseerde het zuurstofniveau in de atmosfeer zich tot de 21% waar we vandaag de dag van genieten. Dat leidde tot een mengelmoes van microben die konden fotosynthetiseren en uiteindelijk plantencellen werden. Cyanobacteriën worden vandaag nog steeds overal aangetroffen – en dankzij deze bacterie wij ook.” Kortom: jouw claim dat deze bacterie verwoestender was dan de mens is totale onzin. Over leugens gesproken.

“Geospatial AI”, “biodiversiteitscredits”, “keystone species optimization”: de natte droom dat we ons met technologie uit de crisis kunnen innoveren spatte van mijn scherm. Hier een biodiversiteit-schuifje omhoog, daar een schuifje omlaag, we got this, everything is under control. Alsof we het leven op aarde vanachter een digitaal scherm konden managen. Ik walgde van de grootheidswaan en wereldvreemdheid die eruit sprak. De algehele veronachtzaming van de complexiteit in de natuur. De naïviteit dat wij alles kunnen regelen door alles nauwkeurig te meten, monitoren en managen. Whatever makes us sleep at night.

Mijn natte droom ging nooit over technologie. Wel over de Heat Death of the Universe. Ik vond het een opwindende gedachte dat het universum schijt heeft aan al onze technologische innovaties en op een dag uit elkaar spat of juist volledig implodeert. Ik kon uren kijken naar de visualisaties die daarover te vinden zijn. Ik kreeg dan een intens ontzag voor zowel het leven op aarde als het grote niets dat ons te wachten stond. Maar als ik dan weer op InConnect ging en zag hoe populair al die ‘’tech will save us’’ posts waren, hoeveel maakbaarheidswaan daaruit sprak, dan verschrompelde dat fijne gevoel. Vroeger dachten mensen dat God hen kon redden, nu heeft technologie die plek ingenomen. Ik voelde me wat dat betreft een atheïst tussen de godsdienstwaanzinnigen.

“We innoveren onszelf anders wel naar de rand van de ecologische afgrond”, had ik tegen zo’n godsdienstwaanzinnige gezegd toen ik nog bij Fearless Media werkte. Het ging om mijn voormalig leidinggevende, Soraya Zegers. Ze hield een zwetsverhaal over de voordelen van geo-engineering, met de vraag of ik daar niet een keer een programma over kon maken. Ze begreep niet hoe ik tegen zo’n zinvolle, planeet-reddende innovatie kon zijn.

“Als het aan jou ligt moet technologie in de ban en gaan we allemaal bij de Amish. Ben je ook tegen riolering en stromend water uit de kraan?” had ze met een zelfgenoegzaam lachje op haar gezicht gevraagd.

Hoewel Amish een triggerwoord was geweest, lukte het me om mijn tirade tegen het naïeve technologische vooruitgangsgeloof voor me te houden. In plaats daarvan zei ik met een nog veel zelfgenoegzamer glimlachje: “Precies Soraya, waar is toch die goede oude tijd toen er nog geen riolering was? Toen we nog gezellig uit het raam kakten en elkaar tegenkwamen bij de strontafvoer kar. Nu zit iedereen in zijn eigen WC-bubbel en kunnen we de frictie van elkaars strontlucht niet eens meer waarderen. Vreselijk, wat zullen we er eens aan gaan doen?”

Dankzij mijn tijd bij Fearless Media had ik mijn Luddite-stigma steeds beter leren dragen. Om te overleven in de discussie arena moest ik de karikatuur van mijn eigen wereldbeeld omarmen. Het hielp dat ik Luddite niet echt een scheldwoord vond. Luddites begrepen meer van technologie en wat dat met de mens deed dan alle briljante technici bij elkaar.

Freek kon zich nooit zo druk maken om die happy clappy verhalen over eco-technologie. Als ik achter mijn laptop zat en hij heel hard “JEZUS CHRIST WAT DE FACK!!” uit mijn werkkamer hoorde komen kwam hij meestal even kijken. Dan liet ik zien wat mijn gescheld had veroorzaakt waarop hij op z’n Freeks reageerde: “Aw, wat schattig, hebben de techboys weer een nieuw shiny speeltje gevonden om de wereld mee te redden. Zo cute!” Die lacherige houding kwam ik vaker tegen bij mensen die met complexe technologische systemen werkten. Omdat ze de beperkingen kenden konden ze al die hoge beloften en marketingverhalen niet serieus nemen. Maar daar zat juist het probleem. Ook als technologie niet deed wat het beloofde bleven mensen er massaal in geloven. Zeker als het om klimaat en biodiversiteit ging. Daar was de wanhoop zo groot dat de illusie van technologische controle en maakbaarheid een doel op zichzelf was geworden. Hoe dichter we bij de ecologische afgrond kwamen, hoe meer behoefte aan religieuze fopspenen, AI- orakels en digitale schijnwerkelijkheden om de status quo angstvallig te kunnen behouden.

Mijn grootste probleem met de hedendaagse technologiereligie was het geloof dat technologie neutraal is en automagisch vooruitgang brengt. Mensen hadden niet door dat elke technologie een verlengstuk is van de eigen subjectiviteit. En dat elke technologie een eigen waardensysteem met zich meebrengt dat net zo subjectief is als alle andere religies. Het waardensysteem van technologie gaat altijd over efficiency, snelheid, groei, complexiteitsreductie, kortetermijnoptimalisatie en contextblindheid. Allemaal zaken die ons ver buiten de ecologische grenzen hadden geduwd. Het was vreselijk om aan te zien hoe mensen oplossingen bleven zoeken in die dingen die ons juist in de problemen hadden gebracht.

En dan was er nog de klassieke zelfoverschatting. Het arrogante geloof dat we geen onderdeel van de natuur zijn, maar erboven staan. Dat we biodiversiteit volledig kunnen controleren door haar nauwkeurig te meten en tot een paar ecosystemen met “keystone species” te reduceren. Of nog erger, door haar om te zetten in een “kredietsysteem”. Als we het voortbestaan van de planeet en de wezens die daarop leven niet wilden waarborgen zonder dat daar een economische beloning of ordentelijke kwantificering tegenover stond, wie waren wij dan nog als mensheid? Als we daar geen intrinsieke motivatie toe voelden, dan verdienden we deze planeet helemaal niet. Dan konden we er inderdaad, zoals Extinction Go al jaren bepleitte, maar beter niet meer zijn.

Tien jaar geleden was dat wel anders. Toen stond ik een stuk milder tegenover de mensheid. Ik zag de wreedheden die we elkaar en andere soorten aandeden als een onlosmakelijk onderdeel van de mens. We hadden een veel te hoge pet op van onszelf. Zagen onszelf als moreel verheven wezens terwijl we dat gewoonweg niet waren. Omdat we daar niet zoveel aan konden doen, was er geen reden om hoge eisen aan de mensheid te stellen. Die mildheid veranderde toen digitale technologie een toevlucht nam. Ik zag hoe het mensen opslokte uit de fysieke wereld en uitspuugde in een algoritmisch geordend universum waar alle ongemakkelijkheden zorgvuldig waren weggesorteerd. Ik zag hoe we door kortstondige prikkels de connectie met onszelf en de wereld om ons heen kwijtraakten. Ik zag hoe we onszelf misvormden om in onze zelfgecreëerde technologische malletjes te passen. Maar uiteindelijk denk ik dat de ontkenning van onze eigen lelijkheid de druppel is geweest. Dat technologie ons te goed hielp bij die ontkenning. De verdovingen, digitale toevluchtsoorden en virtuele schijnwerkelijkheden werden net iets te gretig aangegrepen. Mijn mildheid begon misplaatst te voelen. Het niet stellen van eisen aan mezelf en anderen voelde onaardig. Ik vond het een vorm van verwaarlozing en desinteresse naar anderen. Of het opschroeven van die eisen ook betekende dat ik vond dat mensen moest stoppen met voortplanten wist ik niet. Ik wist wel dat altijd maar vechten tegen de religie die technologie heet geen zin had.

De volgende ochtend werd ik wakker naast mijn laptop. De ruzie met Freek was emotioneel weggezakt. Die leek te zijn opgegaan in een grotere wereldwoede over de grootheidswaan van de mens die als een planetary manager vanachter zijn digitale dashboardscherm over de natuur regeert. Buiten stormde het zo hard dat de klimroos bijna los kwam van het raster waaraan hij zat bevestigd. Ik stelde me voor hoe niet de klimroos, maar het digitale dashboardscherm losgerukt zou worden door de storm. Hoe de verwoestende ecologische realiteit door het scherm van de planetary managers heen zou beuken en een einde zou maken aan het controle-toneelstukje waar we ons al zo lang aan hadden vastgeklampt. De klimroos bleef uiteindelijk gewoon vastzitten. Ik voelde me volslagen belachelijk. Ik kon toch wel iets beters verzinnen dan deze goedkope Luddite-fantasie? Bovendien zat ik zelf ook niet te wachten op een ecologische realiteit die mijn comfort bruut zou komen wegbeuken. Toen ik mijn laptop openklapte zag ik een mail van een onbekende afzender.

Geachte mevrouw Raaijmakers / Beste Elin,

Zojuist zag ik uw documentaire ‘’Forest Hunger“ over hongerstakende boswachters in Brazilië. Een aangrijpend verhaal over iets dat helaas ook hier in Nederland gebeurt. Ik krijg een rolberoerte als ik zie wat natuurbeschermers allemaal kapot maken. In het bos waar ik woon (Oost-Drenthe) ken ik van alle soorten de voorgeschiedenis. Ik weet precies welke organismen waarvan afhankelijk zijn en hoe dat zo gegroeid is.

Om de subtiele relaties in het complexe web van leven goed te leren kennen moet je goede zintuigen hebben en binding met één plek. Hedendaagse natuurbeschermers hebben dat niet meer. Die wonen op een andere planeet. Een planeet van managementpraat, korte termijn targets, bureauknuffelen, en schijnbiodiversiteit. Een planeet waar natuurvernieling wordt verkocht als biodiversiteit.

Bijna alle ingrepen in de natuur gaan tegenwoordig voorbij aan veldkennis, praktijkervaring en literatuurstudie. Al die maatregelen om ‘’doelsoort’’ X of Y te redden maken bestaande organismen en ecosytemen kapot. In plaats van die paar soorten kunnen we beter bestaande ecosystemen gaan beschermen. Ik ga niet in hongerstaking, maar kunt u daar niet een kritische documentaire over maken?

Met vriendelijke groet, Bob Reitsma

Ik las de zin ‘natuurvernieling wordt verkocht als biodiversiteit’ twee keer opnieuw. Deze kritiek zat ook de speech van Gerda en had me toen ook al aangegrepen.

Geachte meneer Reitsma / Beste Bob,

Dank voor uw mail. Wat u schrijft over natuurvernieling en hoe dat verkocht wordt als biodiversiteitsherstel komt me bekend voor. Ik merk ook hoe we ons terugtrekken in een virtuele schijnbiodiversiteit. Of zoals u het beschrijft, in een wereld van natuurbureaucratie.

Toch moet ik bekennen dat ik er helemaal klaar mee ben. Er zijn genoeg kritische boeken en documentaires over natuurbescherming gemaakt. Die bereiken meestal een kleine groep; de toch al kritische incrowd. Ik wil daar niet de zoveelste docu aan toevoegen. Bovendien geloof ik allang niet meer dat natuurbeleid het grootste probleem is.

Het grootste probleem is de mens. Kijk maar naar de populariteit van dat boek van Gilbert over “keystone species”. Het technocratische pad dat we ooit zijn ingeslagen, het pad van biodiversiteitsoptimalisatie met eco-technologie, willen we niet meer verlaten.

Zelfs nu onze hoogtechnologische samenleving aan alle kanten piept en kraakt horen we het niet. We zijn te high op de illusie van menselijke onverwoestbaarheid. Misschien moeten we mensen die illusie maar gewoon gunnen. Misschien hebben ze die nodig, juist nu de ecologische afgrond steeds dichterbij komt. In ieder geval heeft wakker schudden met een kritische docu geen zin. Deze vorm van verzet is uitgewerkt. Wat het dan wel moet zijn, weet ik niet.

Vriendelijke groet, Elin Raaijmakers

Tijdens het schrijven van mijn mail werd het me duidelijk. Als rebelleren geen zin had, dan moest ik de religie die technologie heet juist gaan accelereren. Dus zelf gaan uitdragen en uitvoeren in optima forma. Maar dat hoefde ik natuurlijk niet met die man van dat mailtje te delen. Hoe minder mensen ervan wisten, hoe geloofwaardiger ik mijn nieuw gekozen religie kon uitventen.

Die “keystone species” van Gilbert leken me een goed begin. Zijn boek is een verkennende studie op basis van wiskundige modellen die voorspellen hoe ecosystemen zich gedragen. Hij komt met suggesties welke dier- en plantsoorten we absoluut niet kunnen missen voor een leefbare toekomst, en welke wel. Nu deze wetenschappelijke kennis er is en de technologie om naar deze kennis te handelen werd het tijd om Gilberts keystone species in de praktijk te gaan brengen. Niet door de nieuwe technocratische werkelijkheid aan het volk op te dringen maar door het volk er interactief bij te betrekken.

Want natuurlijk riep iedereen dat biodiversiteit ontzettend belangrijk is. En dat alle soorten even belangrijk zijn omdat ze een “intrinsieke waarde” hebben. Maar mensen zeiden wel meer om een moreel wit voetje bij elkaar te halen. Door al dat virtue signalling konden mensen zich comfortabel achter een morele schijnwerkelijkheid blijven verschuilen. Het werd tijd om daarmee te stoppen en kleur te gaan bekennen: ja natuurlijk, alle soorten zijn belangrijk, maar sommige zijn nét wat belangrijker dan anderen. We moesten er maar eens voor uitkomen dat biodiversiteit alleen een instrumentele waarde heeft: het voorbestaan van de mens veiligstellen. Daarom moeten er harde keuzes gemaakt worden: voor welke soorten is plek op de moderne Ark van Noach en voor welke niet? Deze kwestie leek me niet iets om alleen door wetenschappers te laten bepalen. Het ging om de toekomst van het leven op aarde, een kwestie waar het volk ook iets over te zeggen had.

Ik was steeds meer uitgekeken geraakt op mijn eigen technologiekritiek en kon niet wachten om mijn nieuwe religie met het grote publiek te delen. Om het zo bont te maken en tot in het extreme door te trekken, dat niet ik maar anderen de kritische vragen zouden gaan stellen. Misschien kwamen de technologie-religieuzen vanzelf in verzet als ze hun eigen maakbaarheidswaanzin tot in het extreme zagen uitvergroot. Zouden ze op de rem trappen in plaats van dat ik dat zelf moest doen. En mocht dat niet gebeuren dan was er ook geen man over boord. Dan had ik het uitsterven van de mensheid een dienst bewezen door biodiversiteitsafname aan te moedigen. Want in een uitgedunde natuur met enkel keystone species had de mens geen schijn van kans. Alle voorspellende biodiversiteitmodellen ten spijt zouden we worden weggevaagd door de grenzeloze verassingen van de natuur. Hoe zong Henny Huisman het ook alweer? Surprise surpriiiiiise, de verassing brengt u zomaar van de wijs.

Dagen en nachten werkte ik aan het format. Ik had het voordeel dat Fearless Media overal voor open stond zolang het maar brutaal en vernieuwend was. Omdat ik contact had onderhouden met Soraya, mijn voormalig leidinggevende, kon ik een pitchmoment regelen bij de formatafdeling. Maar eerst testte ik mijn idee op Freek. “Hahahaha! Lieverd! Eh. Ja. Lieverd. Ja. Nee. Ja, ik snap het. Ik voel dit wel. Ik zeg pitchen maar, je hebt niks te verliezen. Ik zou de kritische context weglaten. Dus meer inspelen op het sensationele en niet op dat eco-educatieve. Ik denk dat ze daar meer waarde aan hechten”, had hij gezegd.

De nacht voor de pitch had ik bijna niet geslapen. Hoewel ik wist dat je ideeën beter uit het blote hoofd kon vertellen omdat het er dan authentieker uitkomt, had ik toch een papiertje gemaakt met wat steekwoorden: keystone species, draagvlak, soorten elimineren, toekomst veilig stellen. Op het station haalde ik een dubbele espresso. In de trein ging ik in de stiltecoupe zitten om mijn slides nog eens te bekijken. Het waren er slechts vier: een openingsslide met “SWIPE DE SOORT”, een slide met het Extinction Go-logo erop en een rood kruis erdoorheen, een foto van Gilbert met zijn Keystone species-boek, en een afbeelding van een meisje die op haar telefoon een mus naar rechts swipet. Terwijl ik de slides voor me had deed ik in gedachten de pitch. Toen het me lukte om binnen de vijf minuten te blijven voelde ik langzaam de spanning uit mijn lijf wegtrekken. “Kat in het bakkie”, dacht ik. Of kat uit het bakkie natuurlijk, met Swipe de soort weet je het nooit.

Het logo van Fearless Media kwam steeds dichterbij. Het voelde vertrouwd, alsof ik er nooit was weggeweest. Eenmaal binnen trok dat gevoel al snel weg. “Goedemorgen, heeft u een afspraak?” vroeg een onbekend gezicht op zakelijke toon vanachter de balie.

“Eh, ja, ik kom voor Soraya Zegers, ik heb een afspraak met haar op de formatafdeling.” Dat ik als newbie via de hoofdbalie naar binnen moest terwijl ik hier altijd gewoon kon doorlopen had me geïrriteerd.

“Even kijken, u bent Elin Raaijmakers?” Nadat ik bevestigend had geknikt verwees ze me naar een bankje waar ik kon gaan zitten.

Nog voor ik plaats kon nemen kwam Soraya al aangelopen. “Ha Elin! Dat is lang geleden. We zijn heel benieuwd naar je idee. Je weet natuurlijk hoe het werkt maar ik zeg het toch nog maar even: we nemen heel weinig nieuwe ideeën in productie, zeker nu ons budget is gehalveerd. ” Een warmer onthaal had ik niet van haar verwacht. We hadden regelmatig met elkaar de clinch gelegen over spijtouders, eco-technologie, klimaatverandering en andere onderwerpen die tijdens mijn werk de revue passeerden.

“Ja, dat snap ik helemaal. Maak je geen zorgen, dit format kost meer lef dan geld”, zei ik zelfverzekerd.

“Klinkt goed, we moeten de Fearless in onze merknaam natuurlijk wel eer aan blijven doen”, zei ze terwijl we een kleine vergaderzaal binnenliepen. Nog voor ik iets kon zeggen stelde ze me aan de twee onbekende gezichten voor: “Dit is Elin Raaijmakers, ze heeft drie jaar bij ons gewerkt en is een van de makers van Spijtouders. Niet ons beste programma maar wel heel goed bekeken.” Ik schudde de handen van de twee heren waarvan de namen en functies volledig langs me heengingen.

****

“Ehm, even kijken, ja, hij doet het.” Ik zie mijn openingsslide verschijnen op het vergaderscherm. Met deze hoge beeldresolutie knallen de kleuren er wel heel erg uit. Misschien had ik de slides wat ingetogener moeten houden en een zakelijker lettertype moeten kiezen. Nee, geen ruimte voor twijfels nu.

“Fijn dat jullie naar mijn idee willen luisteren”, herpak ik mezelf. “Voor mij is er maar één mediabedrijf dat SWIPE DE SOORT kan uitvoeren en dat is Fearless Media. Ik zal ter zake komen en het kort houden, hooguit vijf minuten.” Mijn hart kloppend in mijn keel, even een stiltemoment om de spanning op te voeren en lucht bij te tanken. Dit moet lukken. Ik heb hier zoveel tijd ingestoken. Ik wil dat ze me geloven en het in productie nemen.

“Het format van SWIPE DE SOORT is simpel: swipe de goede natuur naar rechts en de foute naar links. Help daarmee het voortbestaan van de mens veilig te stellen. Want wetenschappers zijn het erover eens: als we zo doorgaan zullen we uiteindelijk zelf uitsterven. Vechten tegen uitsterven heeft geen zin. Wat wel zin heeft is om dat uitsterven zoveel mogelijk te optimaliseren. Niet door de mens te laten uitsterven” – mijn Extinction Go slide met daardoorheen een rood afkeurend kruis heb ik perfect getimed –“maar door een juiste selectie van andere soorten, om zo een betere natuur te creëren.”

Nu ik het mezelf hoor zeggen klinkt het me zo absurd in de oren dat ik de ongeloofwaardigheid op mijn gezicht voel staan. Ik hoop dat ze het niet kunnen zien. Gelukkig komt nu het boek van Gilbert. Aan zijn geloofwaardigheid – want wiskundige, durft niemand te twijfelen. “Dat we niet alle soorten kunnen redden is bekend. De beroemde ecoloog en wiskundige Gilbert Wakefield komt in zijn populaire boek over Keystone species met suggesties welke plant- en dier soorten we absoluut moeten behouden voor een leefbare toekomst, en welke we makkelijk kunnen missen.” Een van de mannen knikt ja schuddend met zijn hoofd: een blijk van herkenning, misschien zelfs agreement. Dit gaat de goede kant op.

“De wetenschappelijke kennis over kernsoorten is er. Maar dat is niet het enige. We hebben ook de technologie om naar deze kennis te handelen. Denk aan kunstmatige intelligentie en natuurbeheerdashboards.” Ik probeer er geen vies gezicht bij te trekken. Soraya weet hoe ik over technologie denk. Ik kijk zo neutraal mogelijk, alsof technologiekritiek niet meer belangrijk voor me is en ga direct door naar mijn hoofdpunt.

“Het enige wat nog mist in dit hele verhaal is draagvlak. Zonder draagvlak zijn we nergens. Draagvlak is alles. Prima dat wetenschappers hun kennis delen, maar uiteindelijk is de vraag welke soorten we moeten optimaliseren en welke we laten gaan, een beslissing voor het volk.” Ik wist dat ze fan waren van populisme bij Fearless Media. Aan de opgetogen gezichten te zien is dat nog steeds zo. Ook Soraya zit te glunderen.

“Maar hoe organiseren we zo’n moeilijke beslissing? Niet met ouderwetse burgerberaden en volksreferenda. Die zijn taai en traag en bovendien doen daar alleen hoogopgeleiden aan mee. Dit is een kwestie waar – iedereen – over moet kunnen meebeslissen. Daarom presenteer ik: SWIPE DE SOORT. De app, de livestream en het gelijknamige televisieprogramma werken heel simpel: swipe de goede natuur naar rechts en de foute naar links. Zowel het publiek in de studio als de kijkers thuis kunnen via hun telefoon meeswipen. Elke week mogen ze één soort selecteren die we behouden en één die we laten gaan. Ze worden daarbij geholpen door experts die hun kennis delen. In de slotaflevering presenteren we de gekozen soorten. Van de lijst met afgevallen soorten mogen de kijkers nog één soort op de valreep redden.” Nu zie ik twee opgetogen gezichten en één zwaar bedenkelijk gezicht. Van het bedenkelijke gezicht word ik niet zenuwachtig. In tegendeel. Het doet me goed dat er ten minste nog één iemand is voor wie dit format te ver lijkt te gaan. Zijn vertwijfelde blik raakt me meer dan verwacht. Misschien is dit het moment om mijn pitch te staken en uit de school te klappen.

“Ik zie u bedenkelijk kijken maar dit is nog niet alles. Om het democratische proces compleet te maken kunnen de uitkomsten onderdeel worden van het adviestraject van de Sociaal Ecologische Raad. Hun advies gaat direct door naar de miniseries die verantwoordelijk zijn voor natuurbeleid. Zo kan SWIPE DE SOORT bijdragen aan een robuuste natuur voor de toekomst, waar het volk actief over heeft kunnen meebeslissen. Tot zover mijn idee, ik ga er graag over in gesprek. Veel dank voor jullie aandacht!”

Dat van dat politieke adviestraject kwam ter plekke in me op. Ik hoop dat het de druppel is waardoor het kwartje valt en ze op de rem gaan trappen.

“Jeeeetje!” zegt Soraya nog voordat ik een punt heb gezet achter mijn laatste zin. “Hahaha, geweldig! Ik zie dit echt voor me, wat jij Bernt?”

“Ik zie het ook helemaal voor me. Ik heb een hoop vragen maar laten we die bij een volgende sessie bespreken, dan zorg ik dat er ook iemand van productie bij kan zijn”, zegt de man die blijkbaar Bernt heet.

“Betekent dit dat jullie het willen gaan produceren?” vraag ik met pijn in mijn maag.

“Er zijn nog een hoop rondes te gaan maar we willen je idee zeker hebben”, zegt Bernt.“Of het er dan ook echt komt, nou ja, het is een traag proces. Met een hoop geduld en inzet lukt het bijna altijd.”

Ik voel hoe teleurgesteld mijn gezicht staat maar hoef het niet te verbergen. Ze zullen denken dat het is vanwege Bernts opmerking over het trage proces. In plaats van blijdschap dat het me is gelukt, voel ik een diepe teleurstelling. Geen van de drie kan door me heen kijken, zelfs niet de man met het bedenkelijke gezicht.

“Ja, ik weet hoe het werkt, ik praat er graag een volgende keer over door. Heel erg bedankt voor jullie tijd. Ik moet nog naar een vergadering en de trein halen. Ik zie de datum voor een volgende meeting graag tegemoet”, lieg ik zo overtuigend mogelijk met mijn laatste stukje energie.

“Ik loop even met je mee en laat je uit”, zegt Soraya. Ik geef de twee heren een hand om ze te bedanken. De man die naast Bernt zit waarvan ik de naam niet weet kijkt nog steeds bedenkelijk. Ik had hem graag willen vertellen hoe het zit en een troostbiertje gedronken op de ziekheid van deze wereld. Maar ik krijg de kans niet. Soraya begeleidt me naar de uitgang en kakelt onafgebroken door over het format: “Ik vind het zo fantastisch om te zien hoe jij je eigen technologie-kritiek in breder perspectief kunt plaatsen. Hoe je net als Gilbert het langetermijnperspectief overziet. En het ook nog eens omzet naar een democratisch proces! Je bent briljant, Elin! Je idee is zo gigantisch actueel en urgent. Ik ken een paar natuurbeschermers die fan zijn van Gilbert, die willen vast wel meewerken. Die app kunnen we misschien wel doen in samenwerking met dat ene ontwikkelbedrijf dat we ook hadden gevraagd voor dat progr...” Het bloed stijgt naar mijn hoofd. Hoe leg je aan een godsdienstwaanzinnige uit dat God niet bestaat, als die godsdienstwaanzinnige gelooft dat jij de nieuwe Messias bent?

“SHUT – THE – FUCK – UP! STOP MET PRATEN! JE SNAPT ER GEEN REET VAN. Weet je wat jouw probleem is? Jij kijkt niet echt naar mensen. Je luistert niet tussen de regels door. Je bent een robot. Daarom ben je ook zo’n fan van dit format. Alleen robots worden blij van zo’n simplistisch ‘swipe het goede naar rechts’-stroomschema. Hoe kun je in godsnaam denken dat het leven op aarde zo voorspelbaar en maakbaar is? JE BENT ZO BLIND ALS EEN LEVENDE DODE!!!”

“Oh, oké. Nou. Ja. Ook helemaal goed toch? Zullen we je nog wel even bellen als we het programma gaan maken?”

****